3. Dia de alegría

Managua, Nicaragua, 3 en 4 maart 2014

Het is dubbel feest in Nicaragua. Kardinaal Leopoldo Brenes is terug in het land en Daniel Ortega leeft! Samen met zijn vrouw Rosario stond hij de kardinaal op te wachten op het vliegveld, toen deze terugkeerde uit Rome.

De kardinaal begon vervolgens aan een zegetocht door de straten van Managua, waar duizenden Nicaraguanen al uren stonden te wachten om hún Kardinaal ‘Polito’ – zoals hij hier liefdevol wordt genoemd – te begroeten.

De doortocht van de kardinaal bij de Puente Larreynaga heb ik gefilmd in één shot en de hoop en verwachting die er van die beelden spat, hoop ik zo snel mogelijk online te kunnen zetten: want ze is zeer aanstekelijk. Met vlaggen, muziek, vuurwerk en veel gejubel baande de eindeloze karavaan zich een weg door Managua: alsof Nicaragua het WK voetbal had gewonnen.
Bij elke brug of kruising zwol de stroom motoren en auto’s aan met voertuigen die zich tussen de passerende massa wisten te wringen. Wie geen eigen vervoermiddel had, sprong gewoon bij een motor achterop of wurmde zich tussen de mensen in de achterbak van een pickup.

(momenteel wil mijn computertje hier die beelden nog niet exporteren, maar ik blijf zoeken naar een oplossing)

Ondanks de enorme groei van evangelische kerken en Pinkstergemeenschappen hier in Nicaragua, blijft dit een heel katholiek land. Religieuze feesten en processies worden hier uitgebreid gevierd, vaak vermengd met allerlei elementen uit de volkscultuur. Uitbarstingen van diep volksgeloof, vol hoop en verwachting.

Één van de momenten van ‘alegría’ is La Purísima, de viering van de Onbevlekte Ontvangenis van Maria op 8 december. Niet enkel in Nicaragua, maar overal in Latijns-Amerika wordt die katholieke feestdag nog uitgebreid gevierd.
Maar Nicaragua doet er op de vooravond – 7 december – nog een schepje bovenop met met ‘La Gritería’: de Nicaraguanen gaan dan massaal de straat op en trekken er van huis tot huis waar bewoners kleine altaartjes inrichten voor de Maagd Maria. Er wordt gezongen en geroepen, knallers en siervuurwerk worden afgestoken. Doorlopend kun je dan mensen horen uitroepen ‘Quién causa tanta alegría?’ (wie zorgt er voor zoveel geluk?), wat vervolgens door de omstanders wordt beantwoord met een uitbundig ‘La concepción de María!’ (de Onbevlekte Ontvangenis van Maria)

Dat diepe volksgeloof komt ook op andere momenten in het jaar naar buiten. Niet omdat de Nicaraguanen feestbeesten zijn die elke gelegenheid aangrijpen om uit hun bol te gaan. Het is een mengeling van geloof, hoop en liefde die opeens massaal begint te stromen. En die mij – als nuchtere Hollander – telkens weer ontroert.

Ook het Vaticaan had dit snel in de gaten. In 1908 stuurde Paus Pius X een speciale gezant naar Midden-Amerika met als één van zijn opdrachten: het stichten van een aparte kerkprovincie in Nicaragua. Deze gezant – de Italiaans Giovanni (Juán voor de Nicaraguanen) Cagliero – schreef in één van zijn brieven: “Van de vijf republieken in Centraal-Amerika, onderscheidt Nicaragua zich het meest door haar religiositeit”1.

In de Republiek Nicaragua was toen de liberaal Zelaya aan de macht, die de staat wilde seculariseren en de invloed van de katholieke kerk wilde terugdringen. De tegenstelling tussen liberalen en conservatieven hier in Nicaragua is een verhaal op zich – waar ik nu niet veel meer over zal uitweiden – maar de reactie van het Vaticaan was dus: het sturen van die speciale gezant. Hij arriveerde met de boot in de havenstad Corinto (op Kerstavond, 24 december 1908: een prachtig gekozen moment!) en begon vervolgens met de trein aan een zegetocht via León naar Managua. Cagliero bracht massa’s vrome Nicaraguanen op de been. Met veel oponthoud arriveert hij uiteindelijk in Managua, waar hij wordt onthaald met vlaggen, vuurpijlen, triomfbogen en orkesten. De kerkklokken luiden en fabrieksfluiten blazen hun stoom af. Un dia de alegría.

Zo’n dag was het ook gisteren, met de blijde intocht van de tweede kardinaal uit de Nicaraguaanse geschiedenis (en slechts de derde kardinaal in de geschiedenis van Midden- Amerika: de Nicaraguaan Miguel Obando y Bravo en de Hondurees Óscar Rodríguez Maradiaga gingen hem voor in respectievelijk 1985 en 2001).

De Nicaraguanen zijn trots op hun Monseñor Leopoldo José Brenes Solórzano. Al ruim voor 8 uur ziet het zwart van het volk bij de Puente Larreynaga. De kardinaal is dan nog niet eens geland.
De aanvliegroute naar de Aeropuerto Augusto César Sandino loopt recht over ons hoofd en elk vliegtuig dat er passeert – het is al donker en we zien enkel de lichtjes – wordt onthaald op groot gejuich: wie weet zit de kardinaal erin. Via gsm’s en kleine radio’s luisteren de mensen naar de berichtgeving vanuit de luchthaven. Met een klein beetje vertraging landt de kardinaal iets voor 9 PM. Het zal dan nog bijna 2 uur duren voordat hij als een rood stipje in ons gezichtsveld verschijnt.

Wanneer de karavaan uiteindelijk arriveert aan de Puente Larreynaga, stroomt het volk van beide zijden van de brede avenida naar het midden en blijft er enkel een smalle doorgang over voor de karavaan. Die bestaat inmiddels uit een massa motoren en auto’s, die zich als een chaotische parade door de mensenmassa wurmt. Padre Antonio, die zijn vriend Leopoldo Brenes al is gaan groeten op het vliegveld, zit ergens vooraan in de karavaan en stapt uit om vanaf hier verder te delen in de vreugde van zijn parochianen. Hij wordt nog net niet op de schouders genomen.

Padre Toño – ook hij heeft een koosnaam – is een rustige man die zich niet snel laat gaan. Maar ook dit keer lijkt hij bijna te willen gaan dansen. De enorme vreugde van de mensen van La Merced doet hem duidelijk veel deugd: ik heb zijn ogen nog nooit zo zien fonkelen.

Hij is inmiddels ook een soort BN-er – een Bekende Nicaraguaan – want komt regelmatig op TV. Vanuit de karavaan wordt hij dan ook om de haverklap herkend (‘Padre Antonio!’, waarop de massa weer begint te juichen) en cameraploegen springen uit hun wagens om hem snel te interviewen.

Er nadert een microbus die van het seminarie blijkt te zijn. In de deuropening herkennen we ‘onze’ seminarist – Dennis Obando – die in vol zwart ornaat met een hemelsblauwe band om zijn middel staat te jubelen en springen. Hij verblijft pas een week in de parochie, maar wederom barsten de parochianen van Larreynaga uit in gejuich: Dennis zweeft bijna door het dak van het busje.

Het volk zuigt me mee in haar alegría. Het is zeer fijn om te zien dat mijn Nicaraguaanse familie en buren vervuld zijn van vreugde met de benoeming van hún aartsbisschop tot kardinaal, met het feit dat televisieploegen in de karavaan halt houden bij de groep van de parochie La Merced om hún Padre Antonio te interviewen…

Boven mij knalt het vuurwerk, links en rechts van mij passeren motoren, enkele politieagenten te voet proberen het volk meer naar de zijkant van de weg te sturen zodat de karavaan kan passeren.

Een enkel parochiaan is bezorgd over de veiligheid van die gringo die daar midden in het gewoel staat te filmen (“Cuidado Gringo!” hoor ik af en toe achter mij roepen).
Ik film door, als in een roes, en opeens zie ik recht voor mij een rode stip naderen. In het licht van de straatlantaarns kun je er niet meer naast kijken: daar is de kardinaal.

Hij staat in de achterbak van een grote pickup. De kleine blauwe ‘Kardinaal-mobiel’ waarin hij bij het vliegveld is vertrokken heeft hij ergens onderweg ingeruild voor een robuuster exemplaar: het was misschien te moeilijk om de mensen ervan te weerhouden hun kardinaal om de nek te vliegen.

De massa gaat een beetje uiteen, een groep fotografen rent voor de auto van de kardinaal uit en ze storten zich massaal op een pickup truck om het traject te vervolgen. Alles en iedereen stuift langs mij heen en opeens sta ik oog in oog met de kardinaal.

De auto nadert stapvoets in mijn breedbeeld. Nu is de parochie ook nog trots op hun gringo in de frontlinie (iedereen wil nadien de beelden zien). De kardinaal straalt. Padre Antonio straalt. Iedereen straalt.

Een oude vrouw steekt haar vuist in de lucht en roept met een frèle stem: “Nicaragua heeft een kardinaal. Loof de Heer!” Wederom gejuich. Mensen wapperen uitzinning met wit-gele en Nicaraguaanse vlaggen.

Op sommige motoren zitten twee volwassenen en drie kinderen. In de achterbak van auto’s zie ik oma’s rechtop staan die zich angstvallig vasthouden aan de stang van het frame. De sliert volgelingen slingert zich verder door Managua, richting de kathedraal.

De kardinaal wordt onthaald als een prins of een koning, al blijft hij er zelf bescheiden onder: hij vouwt zijn handen devoot voor zijn gezicht en groet het volk.

Afgelopen zondag ging het er nog over in de parochie: ‘Wie de eerste wil zijn, moet de laatste zijn’, zo leert ons de bijbel. Een pastoor, een bisschop of een kardinaal heeft een dienende rol. Ook de nieuwe Paus ziet zichzelf in de eerste plaats als een dienaar voor anderen.

Kardinaal Brenes wordt hier door velen omschreven als een bescheiden en eenvoudige man, een kardinaal van het volk. Vanmiddag – een dag na zijn terugkeer in Nicaragua – draagt hij voor het eerst als kardinaal de mis op. In zijn homilie dankt hij de mensen die hem hebben gemaakt tot wie hij is: in de eerste plaats zijn ouders, die hem hun geloof hebben meegegeven.
Speciaal voor deze gelegenheid is het heiligenbeeld van ‘Jesus del Resgate’ uit Rivas naar Managua gebracht. Niet vanwege één of andere devote boodschap: gewoon omdat Leopolde Brenes als kind met zijn ouders vaak op bedevaart ging naar de kerk waar dit beeld normaal zijn plaats heeft.

Hij dankt ook uitdrukkelijk het volk: de gewone mensen die hij in zijn carrière als priester en bisschop ontmoette. “Ik ben wie ik ben, dankzij jullie”. zegt de kardinaal. Niks geen hemelse roeping. Wederom is de vreugde enorm en wapperen de mensen met gele en witte vlaggetjes.

Voor zijn terugkeer naar Nicaragua had de kardinaal gevraagd om er geen uitbundig feest van te maken. “Maar”, zo opperde Padre Antonio afgelopen zondag in zijn reflectie na de lezing van het evangelie, “je kunt de blijdschap van het volk moeilijk intomen.”

Het is een vreugde die rechtstreeks uit het hart komt van de Nicaraguanen. Velen van hen hebben thuis zelf de wit-gele vlaggen zitten maken. Er zijn ook veel spandoeken met boodschappen van de verschillende parochies.

Voorafgaand aan de karavaan passeren er regelmatig auto’s van de Sandinistische Jeugd die Nicaraguaanse vlaggen en T-shirts van de regering uitdelen. ‘Yo hago patria’ staat er op deze shirts van het FSLN: ik bouw mee aan dit land. De massa vecht er bijna om.
Op het podium bij de Puente Larreynaga roept iemand door de microfoon: “Esta actividad es netamente católica”, dit is een katholiek feest. Het is niet de bedoeling dat anderen deze volksvreugde recupereren. FSLN-vlaggen zijn niet welkom, al duikt er af en toe toch één op.

Maar juist het FSLN stimuleert deze populaire uiting van volksgeloof: tijdens de patronale feesten van Managua, tijdens La Gritería en La Purísima… en ook vandaag.

En ook het Sandinisme zelf heeft zijn cultus en verering van helden en martelaren. Er is zelfs een officiële ‘Dia de Alegría’: 17 juni, de dag waarop dictator Somoza in 1979 het land ontvluchtte. Twee dagen later was de volksrevolutie een feit.

Met gevoel voor symboliek en theater kiest Daniel Ortega de blijde intocht van Kardinaal Brenes om – na dagen van geruchten – voor het eerst weer in het openbaar te verschijnen. Hij doet daarmee de nieuwe kardinaal al direct een wonder cadeau. “Op miraculeuze wijze heeft u mij uit de dood opgewekt”, grapt de president tegen de kardinaal, “want door velen was ik al dood verklaard”.

De kardinaal ondergaat het allemaal minzaam. Zelfs als hij zou willen, kan hij het volk en haar leiders niet intomen.

 

1Bron: Revista de la Academia de Geografía y Historia de Nicaragua, nr. 74, oktober 2013, gewijd aan het eeuwfeest van de kerkprovincie Nicaragua 1913-2013, p.73

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.